• Frank Marcus.
• Frank Marcus. Foto: Skuld Photography, Wendy Vossers.

"Ik voel me nog erg betrokken"

Kunt u zich voorstellen? 
Ik ben Frank Marcus, 67 jaar en getrouwd met Ineke. We hebben drie kinderen en één kleinkind. Ik ben al vroeg beroepsmilitair geworden, mede omdat ik via Defensie kon studeren aan de Erasmus Universiteit. Ik had eerst wat informatie opgevraagd, maar werd meteen door de Marine uitgenodigd voor een ‘proefkeuring’; ze hadden kennelijk mensen nodig.

Ik ben in 1974 aan het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) in Den Helder begonnen aan een opleiding tot officier van administratie. Ik heb in die tijd al geleerd hoe er momenten zijn dat je de hulp van anderen nodig hebt en dat het geweldig is als die anderen daartoe initiatieven nemen. Bij mij was dat bijvoorbeeld tijdens mijn studie economie, waar ik veel moeite mee had.

Tijdens mijn eerste functies heb ik me verbaasd over de toenmalige cultuur binnen de Marine; het was bijvoorbeeld voor een officier in opleiding niet gebruikelijk om vertrouwelijk met manschappen om te gaan. 

Gelukkig kwam later ‘de mens’ veel meer centraal te staan en veranderde dit. Ik was echter vanaf het begin anders dan de ‘oude garde’ en heb altijd oog gehad voor ‘de ander’. In mijn tijd bij het Korps Mariniers heb ik veel geleerd van hun ‘can do’ mentaliteit. Er werd altijd gekeken hoe iets wel kon, in plaats van waarom iets niet kon. Dat spreekt me nog steeds erg aan.

Op welke missie bent u geweest? 
Toen ik commandant Logistiek Bataljon bij het Korps Mariniers was, werd ik in 2000 voor zeven maanden als basiscommandant uitgezonden naar Eritrea/Ethiopië (UNMEE). In die functie had ik zeven ‘ondercommandanten’ en was de schakel tussen hen en de commandant van de missie.

Nederland deed deze missie samen met Canadezen. We moesten voor de missie kamp Groesbeek in Dekemhare opbouwen en ook weer afbreken. Onze aflossers uit India sloegen, helaas, elders hun kamp op.

Ik heb veel geleerd van hun ‘can do’ mentaliteit.

Mijn rol als basiscommandant was vooral om te zorgen voor een goede samenwerking tussen de verschillende culturen op de basis; tussen de krijgsmachtdelen en ook tussen de Nederlanders en de Canadezen.

Hoe heeft u de missie ervaren?
Wij waren verantwoordelijk voor het demilitariseren van een toegewezen gebied (500 bij 25 km). Ik werd pas drie weken voor vertrek aangewezen. Het was lastig om in zo’n korte tijd alles rond het werk en privé te regelen.

Wat mij van de missie het meest bijstaat is het grote contrast met Nederland. In ons werk kon alles, geld speelde geen rol en we konden alles regelen. Ik vond het prachtig om met een verkenningsteam locaties uit te zoeken en alles op te zetten, samen te improviseren en het voor elkaar te krijgen.

We hebben toen besloten onze voeding in het buitenland in te kopen, want anders zouden we het weinige wat de mensen daar hadden ook nog “inpikken”. Dat leidde in Nederland wel tot Kamervragen, want dat was natuurlijk wel een veel duurdere oplossing.'

Plotseling overleden
In deze periode overleed plotseling één van de militairen die samen met zijn zoon op missie was. Dat maakte veel indruk op iedereen. De zoon ging eerst mee terug naar Nederland voor de begrafenis, maar kwam later toch op eigen verzoek weer terug om zijn missie af te maken.

Hoe kijkt u terug op de missie?
Het was een mooie, indringende ervaring en ik had ook het gevoel dat we gedaan hadden waar we voor gekomen waren.  Er kwamen lokale mensen aan de poort om ons te bedanken dat hun kinderen na twee jaar in de loopgraven eindelijk weer thuis waren.

De missie heeft me gesterkt in mijn werk en de manier waarop ik het deed. Ik ben een ‘oliemannetje’ en een verbinder en dat werkte daar. Uiteindelijk ‘gaat het om de som der delen, je doet het niet alleen’.

Moeilijk mijn draai vinden
Na de missie kon ik thuis in het begin moeilijk mijn draai vinden. Terug in de welvaart en de overdaad van onze maatschappij. Ik weet nog dat het me een keer zo aanvloog, dat ik een volle winkelwagen in de supermarkt heb laten staan en zo ben weggelopen; ik trok het even niet meer.

Voelt u zich nog verbonden met defensie?
Mijn laatste functie bij Defensie was Directeur van het Veteraneninstituut. Ik heb daar gezien hoe belangrijk het is voor veteranen om elkaar te ontmoeten en te spreken.

Nu ben ik nog actief binnen veel stichtingen en ook binnen het veteranennetwerk in Gouda. Ik voel me nog erg betrokken en kan misschien ook wel slecht afscheid nemen.

Wat zou u de lezers willen meegeven?
Kijk naar wat je samen kunt bereiken in plaats van te focussen op de onderlinge verschillen. Dat blijft actueel.

Mocht je als veteraan naar aanleiding van dit artikel met iemand willen praten, dan is er de mogelijkheid om contact op te nemen met info@veteranenloket.nl of bel 24/7 naar 088-3340000.