Een gevelsteen van 'Pypemakery De Sittende Vos'.
Een gevelsteen van 'Pypemakery De Sittende Vos'. Foto: Aangeleverd

Ieder kwartaal krijgt burgemeester Pieter Verhoeve in zijn werkkamer een nieuw voorwerp uit Museum Gouda op bezoek. Op deze plek vertellen hij en museumdirecteur Femke Haijtema wat meer over deze Goudse schat.

Pieter: 'Er staat weer een prachtig Gouds museumobject op mijn kamer: een gevelsteen van ‘Pypemakery De Sittende Vos’. Jacob de Vos richtte zijn bedrijf op in 1749 en wilde natuurlijk dat zijn pand herkenbaar was. Er waren namelijk maar liefst 600 concurrenten in Gouda. Bovendien zijn huisnummers en straten pas vanaf 1851 voorgeschreven, tot die tijd vormden gevelstenen de pandaanduiding. In de achttiende eeuw werkten zo’n 7000 Goudse mannen, vrouwen en kinderen dag in dag uit aan de breekbare pijpen. Dat betekende dat een fors deel van de bevolking van de stad direct of indirect aan deze Goudse icoon werkten. Met trots verwelkom ik deze waardevolle en tastbare herinnering aan het ambacht dat ooit het kloppende hart van onze gemeenschap vormde.'

Femke: 'De Goudse kleipijp was in de 18de eeuw een enorm economisch succes voor onze stad. Er werden jaarlijks miljoenen pijpen gemaakt die de hele wereld overgingen. Maar de mannen, vrouwen en kinderen die de kleipijpen maakten verdienden weinig. Er was veel armoede en de kindersterfte was in Gouda heel hoog, bijna de helft van de mensen die overleden in die periode waren kinderen. En we hebben nog een keerzijde van het succes ontdekt. Kleipijpen waren namelijk een betaalmiddel in de slavenhandel. Zo weten we dat een Franse kapitein in West-Afrika voor zeven kisten met Goudse pijpen, schelpen en stoffen 18 mannen, 5 vrouwen en 8 kinderen kocht. We zijn trots op de Goudse pijp, de pijpenindustrie heeft Gouda veel welvaart gebracht. Maar deze rijkdom werd duur betaald.'