• Lex Eschweiler.
• Lex Eschweiler. Foto: Aangeleverd

Goudse veteranen vertellen

Kunt u zich voorstellen?

Mijn naam is Lex Eschweiler, geboren in 1940 in Solo (nu Surakarta), Midden-Java in Indonesië. Ik ben getrouwd met Annie en samen hebben wij drie kinderen, twee zonen en een dochter. Onze dochter is bijna 11 jaar geleden overleden. Mijn opa was KNIL-militair en mijn vader was een Nederlandse politieman, gestationeerd in Nederlands-Indië. Mijn moeder was Indonesisch. 

Tijdens de Japanse bezetting zijn wij met negen personen geïnterneerd geweest in een Jappenkamp, genaamd Tjimahi. De omstandigheden waren erg slecht en mijn broer is daar door de Jappen doodgeslagen. Andere gezinsleden zijn overleden door ondervoeding. Ik ben toen erg ziek geweest door dysenterie. De liefde van mijn moeder en mihoen hebben mij in leven gehouden. Mijn moeder had mihoen weten te bemachtigen en bewaarde dat in een sigarettenblikje. Als ik nu mihoen eet denk ik terug aan die tijd.

In 1945 werden we bevrijd door Amerikanen en Nederlanders en vervolgens in 1949 vanwege het geweld tijdens zogenoemde ‘Bersiap’ verhuisd naar Nieuw-Guinea. In 1957 zijn we met het schip ‘Willem Ruys’ naar Nederland gekomen. Voor mij de eerste kennismaking met Nederland. We kregen een huis in Barneveld. Ik moest vooral erg wennen aan de kou en het Hollandse eten.

Op welke missie bent u geweest?

In 1958 werd ik 18 jaar en kreeg ik een oproep voor militaire dienst; ik was immers Nederlander. Ik ben toen goedgekeurd voor het Korps Mariniers. Na vier maanden opleiding vroegen ze aan mij waar ik naar toe wilde en ik zei: “naar Nieuw-Guinea” Ik had daar immers acht jaar gewoond! 

De liefde van mijn moeder en mihoen hielden mij in leven.

Eenmaal daar aangekomen werd ik gestationeerd in Manokwari. We waren daar met twee pelotons en kregen oefeningen zoals amfibische landingen. Iedereen vond het erg handig dat ik bij de groep zat, want ik sprak de taal en kende de cultuur. Zo werd ik al snel ordonnans, vertaler en kok.

Hoe heeft u de missie ervaren?

Ik heb een heel goede tijd gehad in Nieuw-Guinea. Wij gingen daar op patrouilles, met als doel om Nieuw-Guinea te beschermen. Ik zat in het eerste peloton en eerste geweergroep, maar omdat ik de enige Indo was ging ik met iedereen mee. Ik was ook een beetje ‘een haantje de voorste’. Na 6 maanden Manokwari werd ik overgeplaatst naar Sorong. Daar heb ik wel vuurcontacten mee gemaakt. 

We ontdekten toen met behulp van de Papoea’s die radio’s van ons hadden gekregen verschillende Indonesische infiltranten. Met een LCPR (Landing Craft Personnel Ramp) gingen we dan aan land en namen we deze infiltranten gevangen. Het feit dat ik zelf een Indo ben maakte het af en toe wel lastig, want soms zagen ze mij als verrader. Maar ik ben Indo én Nederlander en ik zat in dienst. Vanaf 17 oktober 1959 tot eind 1960 heb ik gediend in Nieuw-Guinea en toen zat mijn dienstplicht erop. 

Mijn moeder wilde erg graag dat ik naar huis kwam, dat heeft ze gevoeld denk ik, want zes maanden daarna is ze overleden. Mijn diensttijd stopte toen ik terugkwam in Nederland. Een medaille voor deze missie, een herinneringskruis, kreeg ik pas in 1995.

Hoe kijkt u er op terug?

Ik ben er trots op dat ik marinier ben en dat ik in Nieuw-Guinea ben geweest. En ik denk dat we hebben kunnen bijdragen aan de vrede. De Papoea’s hebben ons ook altijd goed geholpen, zonder hun waren we nergens. Ik zou zo weer gaan, want ik wil anderen heel graag helpen en ik kan slecht tegen onrecht. 

Dat heb ik geleerd toen ik als kleine jongen in de bush woonde en later ook als marinier. Ik was ook al snel zelfstandig en leerde voor mijzelf zorgen. Voor jezelf opkomen was toen ook heel belangrijk. Sommige jongens riepen tijdens zware patrouilles om hun moeder, ik zei dan: “kom op joh!”.

Voelt u zich nog verbonden met defensie?

Na mijn diensttijd heb ik verschillende banen gehad. Ik had de ambachtsschool voltooid en heb veelal op scheepswerven gewerkt. Ik was ondermeer bankwerker en lasser. Ik ben na mijn diensttijd, na verloop van tijd, via het ‘Contact Oud Mariniers’ (COM) weer betrokken geraakt bij de Mariniers. Ook met mijn maten met wie naar Nieuw-Guinea ben geweest. 

We gingen bijvoorbeeld met mijn lichting ieder jaar naar Bronbeek en ook naar de Veteranendag in Den Haag ga ik graag. Daarnaast heb ik ook meerdere keren in het ‘veteranencouloir’ gestaan op de Dam bij de 4 mei herdenking. Eens marinier altijd marinier, die kameraadschap, elkaar helpen, dat is voor mij nummer één.

Wat zou u de lezers willen meegeven?

Wees lief voor elkaar, zorg voor elkaar. Kameraadschap is heel belangrijk. Juist nu in deze tijd waarin weer oorlog wordt gevoerd. Saamhorigheid is hier het juiste woord. 

Veteranenloket

Mocht je als veteraan naar aanleiding van dit artikel met iemand willen praten, dan is er de mogelijkheid om contact op te nemen met info@veteranenloket.nl of bel 24/7 naar 088-3340000.